
De wandelingen van het Groninger Borgenpad blijven binnen de provinciale grens, maar nu gaan we toch even de grens met Friesland over. In het Friese Veenwouden vinden we namelijk een mooi voorbeeld van een steenhuis ( in Friesland stins genoemd). Op basis van het formaat kloostermoppen lijkt de toren uit de 13e eeuw te stammen. Het stoere uiterlijk van de toren laat duidelijk de verdedigingsfunctie zien. Voor Noord-Nederland is de Schierstins een uniek voorbeeld van een bewaard gebleven steenhuis. In Groningen hebben tientallen van dergelijke steenhuizen gestaan en uit dergelijke steenhuizen zijn de Menkemaborg en Fraeylemaborg ontstaan.
Onderaan de toren zien we grote bogen. Deze zaten eerder in de grond verborgen. Er lag namelijk een lage aarden heuvel rondom de stins van ongeveer twee meter hoog. Zo’n kunstmatige heuvel wordt een motte of wier genoemd. De toren is gebouwd op het maaiveld en is daarna van de aarden wal voorzien. Deze bouwwijze gaf minder risico op verzakking dan bouwen op een pas opgeworpen heuvel. Toen later de toren de verdedigingsfunctie verloor, verwijderde men de heuvel waardoor de bogen zichtbaar werden. Her en der in Friesland zijn nog wieren in het landschap te zien, bijvoorbeeld in Menaldum. Archeologisch onderzoek van de bult van Marum heeft aangetoond dat het een wier is waarop een steenhuis heeft gestaan. Het is de enige stinswier in Groningen.
De eerste vermelding van de Schierstins is in een oorkonde van 1439. Het steenhuis blijkt dan eigendom van het klooster Claercamp die het als uithof gebruikt. Een klooster bewerkte de landerijen vaak vanuit een uithof. De Schierstins noemt men In een oorkonde de Schira Monika huse. Wie de Schierstins daarvoor bewoonde of liet bouwen is onbekend.
In 1580, tijdens de Tachtigjarige oorlog, worden de kloostergoederen onteigend door de Staten van Friesland. De Staten verkopen de Schierstins in 1596. Het blijft dan particulier eigendom tot 1953 als de gemeente het gebouw koopt. Nu heeft de Schierstins de functie van cultureel historisch centrum.
